Evocatie van een ango
Het gebeurde anderhalf jaar geleden en buiten regende het pijpenstelen. Plots werd ik bij de abt geroepen. Gezeten aan de tafel vroeg de abt mij om de ango van de eerste monnik te doen, gevolgd door de Hossen ceremonie. Ik keek hem aan met een sprakeloze blik en antwoordde: “dank je voor het vertrouwen, maar ik voel me onbekwaam om dit te doen”. Zijn repliek: “zeer goed antwoord, je bent er helemaal klaar voor” haalde elk argument onderuit.
Enkele maanden later stond ik netjes aangekleed in de dojo klaar voor de openingsceremonie van de ango. Mijn eerste woorden die de dojo vulden, waren net dezelfde als het antwoord dat mij zoveel maanden terug verraste:
“ook al word ik voor deze verantwoordelijkheid voorgedragen, toch moet ik tot mijn spijt zeggen dat ik me niet in staat voel om dit te doen”. Daar stond ik dan, aan het begin van een onbekende reis. Getroost door oude woorden, oude gebaren en zoveel schoonheid rondom mij.
En wat is nu eigenlijk die ango van de eerste monnik? Beetje bij beetje sijpelde het binnen in mijn lichaam, de onophoudelijke stroom van handelingen, seconde na seconde, uur na uur, dag na dag. De handeling omwille van de handeling en de stilte van het leven voelen. Daar draait het om. De beschikbaarheid voor de anderen. Of anders gezegd de kwaliteit van je aanwezigheid met vooral de nodige nederigheid beoefenen. De deuren sluiten en lichten uitdoen. Zafu’s op de juiste plaats zetten enz… Kleine daden stellen die onopgemerkt voorbij gaan, niemand kijkt ernaar, niemand klikt erop. Is dat misschien wel het mooiste dat er is?
Ik zal het nooit vergeten. De heuvel van Ryumonji zit voor eeuwig in mijn benen gegrift. Als eerste opstaan en als laatste gaan slapen. Alleen in het donker, onder de heldere sterrenhemel met de wekbel of de claquettes in de hand. Ik had de vier seizoenen in de drie maanden op mijn reis van boven naar beneden en van beneden naar boven op heuvel van Ryumonji, een paar keer per dag. De zomerbloemen die de winter overleefden, de volle maan, de gouden bladeren, de storm, de regen. En als verrassing in de vroege ochtend de tuin bedekt met een prachtig wit tapijt, een voorrecht voor de shusso om de eerste voetsporen te plaatsen. Als eerste opstaan, gaf me een warm gevoel van dankbaarheid om het vertrouwen dat ik van de abt ontving.
En natuurlijk is er ook de dankbaarheid om zich ongestoord op een prachtige plaats aan de beoefening te kunnen wijden. De dankbaarheid naar iedereen die het mogelijk maakte. De dankbaarheid om een avontuur in een ontmoeting met mensen van overal, van alle leeftijden, met verschillende verhalen allemaal samen op één weg te beleven.
Soms vroeg ik me af: waarom, kan ik niet beter thuisblijven? Deze drie maanden dienen om je beoefening op een ander niveau te brengen, om een stap verder te zetten. Alleen kan je het niet, je hebt een de sangha nodig om je helpen.
Ik zou het niet beter kunnen omschrijven dan met deze woorden uit een kusen tijdens de ango van Zenmeester Olivier Reigen Wang-Genh:
“Zazen is gaan waar we niet kunnen gaan
zonder twijfel
zonder angst
met een open hart”