Een uittreksel uit de teisho van Sekiguchi Roshi in zentempel Ryumonji, die imponeerde door de éénvoud en eerlijkheid.
Bashô – haiku-meester uit de 17 eeuw- wandelde elke dag op dezelfde manier door de straat tot hij op een dag kleine witte bloemetjes ontdekte in de haag langs de kant van de weg. Natsumas, eenvoudige bloemetjes die geen aandacht opeisen.
Men noemt ze ook pempem-gusa en shamisen-gusa, in het Nederlands herderstasje. De botanische naam is capsella bursa pastoris. Ze groeien langs de kant van de weg, in rivierbeddingen, moestuintjes en op braakliggende terreinen. De stengels zijn tussen 20 en 40 cm lang. Natsumas bloeien van februari tot juli. Op elke stengel zijn bloemetjes van drie millimeter doorsnede die bestaan uit een viertal bloemblaadjes..
Bashô wandelde elke dag voorbij de bloemetjes maar merkte de natsumas nooit op. Maar op een dag werd hij zich bewust van hun aanwezigheid. «Ah ! er zijn hier natsumas in bloei»
Bashô is diep onder de indruk door de ontdekking van zo iets eenvoudig en bescheiden. Hij is verrast door zijn gebrek aan aandacht en vreest aan veel dingen voorbij te zijn gegaan. Op dat moment schrijft hij de haiku:
Aandachtig kijkend
Onder de haag
Natsumas in bloei
Bashô
1644 – 1694
Deze natsumas, niets speciaal, maar vanaf het ogenblik dat we ze zien, zijn ze de schitterende manifestatie van ons leven. Als we zazen doen in een tempel of een dojo, het onderricht van de boeddha’s en de patriarchen bestuderen , als we gasshô en sampai doen, bevestigen telkens opnieuw hoe waardevol elk leven is .